Het was 4 juli 2005. Nu precies twee jaar geleden. Geen betere dag om te stoppen met roken dan wat de Amerikanen noemen: ONAFHANKELIJKHEIDSDAG. Samen met mijn lieve Noortje rookten we achter elkaar twee sigaretten onder een wolkenloze sterrenhemel. Het was een uur of 1 en met elke trek vertelde mijn hart dat ik echt niet kon stoppen. Ik had het nodig. Nodig om me bezig te houden als ik me verveelde, me een houding te geven als ik verlegen of onzeker was. Na het eten en natuurlijk na de seks.
Zelden hebben we zo slecht geslapen als die nacht. Angst voor de dag die komen ging. Nicotinepleisters lagen al klaar om ons onderbewustzijn te misleiden: Als je de nicotine via de pleister krijgt kom je niks tekort en heb je dus helemaal geen peuk nodig.
En het werkte, we hebben elkaar niet geslagen. Wel gekweld met opmerkingen na het eten als: Zo, nu zou er wel eentje ingaan. Of terwijl je de deur uitloopt: Shit, ik ben mijn aansteker vergeten, heb jij ‘m bij je? Kleine plagerijen om het leed draagbaar te maken.
En nu, twee jaar later, kijk ik neer op al die arme drommels die nog roken. Voor mij is dat nu iets van vroeger. Ik heb absoluut geen hekel aan rokers, ik vind ze alleen een beetje sneu. Zoals ik junks ook sneu vind.
En nu realiseer ik me ook pas hoe rokers uit hun straat meuren naar teer en as en dat een kauwgumpje daar geen reet tegen helpt. Ze zeggen ook altijd dat ex-rokers de ergste zijn en misschien is dat ook wel zo. Het enige wat ik echt jammer vind is dat ik mijn mooie Zippo, een originele replica van het model uit 1938 met mijn naam erin gegraveerd, nu niet meer kan gebruiken. Misschien moet ik hem maar eens op Marktplaats zetten. Of zal ik ‘m bewaren voor als ik ooit nog eens AFHANKELIJKHEIDSDAG ga vieren.
Stoppen met roken zuigt
Dit bericht is geplaatst in Vlijmscherp. Bookmark de permalink.